Voetbalvereniging Z.A.C. in Zwolle.
Voetbalvereniging Z.A.C. in Zwolle. Foto: Pedro Sluiter

Z.A.C. introduceert ‘Doesje’ ter ere van honderdjarig bestaan jeugdvoetbal

· leestijd 2 minuten Sport

(door Mark de Rooij)

AMATEURVOETBAL

Dat er honderd jaren geleden voor het eerst jeugdteams van voetbalclubs in een competitie tegen elkaar speelden was de verdienste van Z.A.C.’er Anton ten Doesschate en om daarbij stil te staan introduceert de oudste club van Zwolle het ‘Doesje’.  

In verband met de coronamaatregelen is de geplande bijeenkomst met de familie van Anton ten Doesschate, de KNVB, wethouder René de Heer en de Z.A.C.- jeugd uitgesteld naar een later moment. De inzet van Ten Doesschate voor het jeugdvoetbal wordt door Z.A.C. herdacht met een plaquette aan het clubhuis en dus met het ‘Doesje’, naar voorbeeld van het ‘Haasje’ van de KNVB (aandenken voor het spelen van eerste interland).

Het ‘Doesje’ is een speld die een speler of speelster krijgt bij het debuut vanuit de jeugdopleiding in het eerste elftal van Z.A.C. Om voor een ‘Doesje’ in aanmerking te komen, moet een speler aan twee voorwaarden voldoen: drie jaren de eigen jeugdopleiding hebben doorlopen en debuteren bij een officiële wedstrijd van het eerste elftal. Hiermee wil de zaterdagtweedeklasser het belang benadrukken van jeugdvoetbal en van het binden van jeugdleden.

Andere clubs kunnen dit ook aanvragen. Er wordt een website opgezet waarop ZAC het tegen kostprijs gaat verkopen. “We leggen nu de laatste hand aan het ontwerp van het speldje (handgemaakt!) en de oorkonde. Ik hoop dat dit een vlucht krijgt”, zegt ZAC-bestuurslid Remco Voorhorst. “Omdat de symboliek erachter fantastisch is voor het verenigingsleven. Dat je consumentisme tegengaat, dat mensen betrokken zijn bij hun club en trots zijn om er te spelen. De KNVB was ook heel enthousiast over het idee.”

Op 19 februari 1921 werd de eerste wedstrijd gespeeld tussen Z.A.C. en Hercules maar hoe kwam dit tot stand?

Al vroeg zag Ten Doesschate, voor zijn vrienden ‘Does’, het belang van een goede jeugdopleiding. Daarom zorgde hij er voor dat in 1917 de leeftijdsgrens voor de jeugd van dertien naar tien jaar ging. Z.A.C. had op dat moment twintig jeugdleden. Zij trainden wel, maar speelden geen wedstrijden. De bond had toen nog weinig aandacht voor jeugdvoetbal. Ten Doesschate nam in 1921 daarom zelf het initiatief. Hij wierp zich op als ‘competitieleider’, stelde een reglementje op, promoveerde enkele leden tot scheidsrechter en legde contact met clubs uit de buurt. Met tien teams ging op 19 februari van dat jaar de eerste jeugdcompetitie van Nederland van start.

Anton ten Doesschate kwam uit een Twentse textielfamilie en werd later directeur van de bekende kruidenfabriek Ten Doesschate aan de Thorbeckegracht in Zwolle (nu Euroma). Hij was in de jaren twintig van de vorige eeuw rechtsbuiten van het eerste elftal van Z.A.C. en speelde een aantal keren samen met Z.A.C.-legende en international Bep Bakhuys.

Ten Doesschate bleef zijn leven lang betrokken bij de club. Wonend in Zwiterland stond hij erop dat het ZAC-nieuwsblad elk kwartaal naar hem werd verzonden. Ook financieel steunde hij de club toen het eind jaren tachtig van de vorige eeuw wilde investeren in een nieuwe jeugdopleiding en daarvoor Bert Hendriks en Jan Verheijen had aangetrokken. Ook schonk hij nog duizend gulden voor het 95-jarig jubileum in 1988.